Datum expressies worden gebruikt om berekeningen toe te passen op datumwaarden. Ze worden gebruikt in afgeleide variabelen of als onderdeel voor logische expressies. Datum expressies zijn

  • ofwel een getal (aantal dagen) toegevoegd of afgetriokken van een datum, om een nieuwe datum te krijgen
  • ofwel twee datums die met elkaar vergeleken worden om te kijken welke groter dan, kleiner dan, gelijk aan of niet gelijk aan de andere is. Bijvoorbeeld : Q1 < 10 September 2004 geeft een TRUE waarde indien het antwoord op Q1 een datum is die voor 10/09/2004 valt. Zoniet is het resultaat FALSE
  • ofwel een datumfunctie toegepast op een datum, bijvoorbeeld om een week dag uit de datum te halen


Tabel met datum operanden voor gebruik in datum expressies


Operand

Omschrijving

Datumvariabele (Date Variable)

Een Datumvraag of een afgeleide datumvariabele

Datum Constante (Date Constant)

Een datumwaarde, uitgedrukt als een constante waarde. Elk datumformat dat door datumvariabelen wordt geaccepteerd wordt ook hier geaccepteerd.

Bijvoorbeeld : 10 november 2004 kan voorgesteld worden als 10/11/04 (of 11/10/2004 afhankelijk van het land), 10-Nov-04 of November 10,2004

Datumeigenschap (Date Property)

Het woord TODAY levert de datum van vandaag op (volgens de datum die op de computer is ingesteld, waarop Snap draait)

Datum Functie

Wordt gebruikt om onderdelen van een datum te extraheren. De naam van een variabele, gevolgd door een datumfunctie

Datum Operator

Zoek het aantal dagen tussen twee datums, voeg een aantal dagen toe aan een datum, of trek een aantal dagen af van een datum

Vergelijking (comparison)

Vergelijkingen maken dat variabelen of constante waarden een TRUE of FALSE resultaat opleveren. Het effect van relationele operatoren wordt volledig omschreven in de helpsectie 'Relational Operators'.



DATUM FUNCTIES

Een Datumefunctie wordt gebruikt om onderdelen van een datum te onttrekken voor gebruik in andere expressies, of voor analyse en rapportage. Om een datumfunctie met een datumvariabele te gebruiken, wordt de variabele naam gevolgd door een functienaam.

Bijvoorbeeld : om de dag van de week te onttrekken aan de variabele BIRTHDATE, gebruik je:

BIRTHDATE WEEKDAY

De functie en de variabele worden gescheiden door minstens 1 spatie

Tabel met functies voor gebruik in logische expressies:

Functie

Omschrijving

WEEKDAY

Geeft een getal dat staat voor de dag van de week (1=maandag,..., 7=zondag)

WEEKDAY NAME

Geeft een tekstwaarde die de dag van de week voorstelt, bvb "Monday" of "Sunday". Het eerste karakter zal een hoofdletter zijn. Je kan de naam beperken tot 3 karakters

DAY

Geeft een getal dat staat voor de dag van de maand (1 tot 31)

MONTH

Geeft een getal dat staat voor de maand in het jaar (1=januari,..., 12=december)

MONTH NAME

Geeft een tekstwaarde die staat voor de maand, bvb. "January" of "December". Het eerste karakter zal een hoofdletter zijn. Je kan de naam beperken tot 3 karakters

YEAR

Geeft een getal dat staat voor het jaar in een datum (4 cijfers)


DatUM OPERATOREN

Datum operatoren worden gebruikt om berekeningen toe te passen op twee datums of op een datum en een getal (quantity)

Tabel met datum operatoren voor gebruik in datum expressies:

Operator

 

Omschrijving

+

Plus

Het eerste argument is een datum, het tweede is een quantity die staat voor een aantal dagen. Het resultaat is een latere datum (gelijk aan het aantal dagen toegevoegd aan de datum). Bijvoorbeeld : TODAY +1 geeft de datum van morgen.

-

Min

Het eerste argument is een datum, het tweede een quantity die staat voor het aantal dagen. Het resultaat is een eerdere datum (gelijk aan het aantal dagen afgetrokken van de datum). Bijvoorbeeld : TODAY -1 geeft de datum van gisteren.

Waar beide argumenten een datum zijn, is het resultaat een getal dat staat voor het aantal dagen tussen de twee datums. Bijvoorbeeld:

DEPARTURE DATE - ARRIVAL DATE geeft het aantal verblijfsdagen