Literal expressies gebruik je in "berekeningen" die een stuk tekst als resultaat geven (een karakterstring). Deze kunnen literal operatoren en logische expressies bevatten.

Ze worden gebruikt in:

  • Not Asked codewaarde(n) voor alle variabelen, bijvoorbeeld UNLESS Q1@"US">0
  • No Reply codewaarden voor afgeleide variabelen
  • Valid codes voor afgeleide literal variabelen
  • Filters voor analyses
  • Zoekopdrachten bij het editen van de raw case data

Literal expressies worden gebruikt om de stukjes tekst te specifiëren. Het resultaat is een stukje tekst.

Expressie type

Voorbeeld

Uitleg

Een geldige afgeleide literal variabele of analyse expressie

Date:" bought ":Item

"{Date} bought {Item}"

Om een tekststring te bouwen, samengesteld uit de textwaarde in Date,gevolgd door het constante woord "bought", gevolgd door de tekstwaarde in Item

Filterwaarde voor analyse

Item@"dog">0

om alle cases te vinden waar "dog" voorkomt in de variabele item

Karakters onttrekken

Item@3

Om het karakter op positie 3 in een tekstwaarde van de variabele item te onttrekken


Literal operatoren

Literal Operatoren gebruik je om stukjes tekst te manipuleren. De tekst kan inhoud zijn van een literal variabele of de tekstequivalent van elke andere variabele (datum, code, waarde, etc.) Literal operatoren worden gebruikt in literal expressies.

Tabel met literal operatoren

Operator

 

Omschrijving

:

Dubbel punt

De operanden zijn twee stukken tekst. Het resultaat is een tekststring die de twee stukken combineert. 

Bvb:

Is de waarde van Q10 "Apple pie", dan geeft de code "Customer ate ":Q10 als resultaat "Customer ate Apple pie"

Je kan dit ook uitdrukken door variabelen in te voegen tussen accolades

"Customer ate {Q10}"

#

Herhaal

De eerste operand is een stuk tekst, de tweede is een getal (quantity). Het resultaat is een tekst string opgebouwd  uit het stuk tekst dat herhaald wordt volgens het getal.

Bijvoorbeeld:

Q10#3 geeft als resultaat "Apple pieApple pie Apple pie"

at

Selectie

Wanneer de eerste operand een stuk tekst is, en de tweede operand een korter stuk tekst, dan test dit of de tweede operand in de eerste zit. Is de tweede operand aanwezig in de eerste, dan is het resultaat de positie waar de tweede operand voor de eerste keer voorkomt. Is de tweede operand niet aanwezig in de eerste, dan is het resultaat NR. Bijvoorbeeld : Q10@pie geeft 7 als resultaat (waarbij de p van pie op de 7de positie staat in "Apple pie")

Wanneer de eerste operand een stuk tekst is en de tweede een getal, dan vertelt deze operator je welk karakter op die positie in de tekst staat. Bijvoorbeeld : Q10@3 geeft als resultaat "p".

Wanneer de eerste operand een stuk tekst is, en de tweede een lijst of reeks van numerieke waarden, dan wordt een stuk tekst gebouwd dat is opgemaakt uit de karakters die gespecifieerd worden in de lijst of reeks.

Bijvoorbeeld : Q10@(1,2,5) geeft als resultaat "ape"