Smart Reporting : context begrijpen
Deze worksheet omschrijft hoe je een Smart Report moet opzetten zodat het dynamisch gegevens selecteert op basis van de context. De context is een variabele die een lijst van mogelijke waarden bevat.
Het Smart Report zal automatisch een rapport produceren voor élke contextwaarde. Deze worksheet gebruikt de Crocodile enquête die werd meegeleverd met Snap. Deze enquête evalueert een restaurantketen met 4 filialen (2 in het VK en 2 in de VS). De Worksheet omschrijft hoe je de locatie gebruikt als een contextwaarde, die je in staat stelt om afzonderlijke rapporten voor elke locatie te bouwen.
Het rapport zal bestaan uit een titel en een staafgrafiek, die de huidige locatie vergelijkt met alle locaties (inclusief de huidige) en alle andere locaties (exclusief de huidige). De grafiek zal de naam van de huidige locatie in de grafieklabels gebruiken, zodat het rapport voor Bristol, UK een grafiek zal bevatten waar Bristol wordt vergeleken met alle locaties, en het rapport voor Boston, US een grafiek zal bevatten die Boston vergelijkt met alle locaties.
We gaan er van uit:
- dat je met Snap kan werken
- dat je voordien al rapporten hebt gebouwd
- dat je een exemplaar van de Crocodile enquête hebt, die wordt meegeleverd met Snap 11
- dat je een PDF printer beschikbaar hebt
- en dat je begrijpt hoe rapporten met dynalische gegevens werken (zoals besproken in worksheet 96 : bouw een smart rapport met automatische tekst)
Achtergrond
Bij het bouwen van een Smart Report wil je doorgaans de meest up-to-date data in het rapport verwerken. Deze gegevens wijzigen naarmate er meer antwoorden binnenlopen, dus wil je een manier om je rapport te maken waarbij het wijzigt zodra de gegevens wijzigen. Je kan naar de enquêtegegevens kijken, of inzoomen op een subset die je interesseert. Er zijn twee manieren om dit te realiseren:
1. Gebruik maken van een filter
Een filter stelt je in staat de cases te selecteren waarin je geïnteresseerd bent. Bijvoorbeeld : je wil data filteren zodat je enkel naar de data kijkt voor respondenten die ouder zijn dan 50 jaar.
Deze werkwijze is eenvoudig op te zetten, maar het betekent wél dat je geen data kan zien die eruit gefilterd werd. Bijvoorbeeld : je zou niet in staat zijn om de rode muis gegevens te analyseren, éénmaal je een filter hebt toegepast op blauwe muizen.
2. Een context gebruiken
Dit stelt je in staat om naar een subset met data te kijken die getagged zijn met een waarde in een contextvariabele.
Je kan ook de niet getagde data raadplegen, wat maakt dat je de subset met alle data kan vergelijken. Bijvoorbeeld : wanneer je een contextvariabele maakt op de "muiskleur", dan kan je de context instellen op "blauw"
Je kan de data voor de blauwe muizen analyseren, maar je kan ze ook vergelijken met de andere muizen. De eigenaar van de blauwe muizen kan vervolgens een gepersonaliseerd rapport krijgen dat toont hoe de blauwe muizen zich positioneren tegenover de gemiddelde muis.
Door de context op rood te zetten, kan je een rapport maken voor de eigenaar van de rode muizen en tonen hoe die zich positioneren tegenover de gemiddelde muis.
De context werkt niet enkel op de data. Je kan ook afbeeldingen, labels uit grafieken of tekst in het rapport associeren met verschillende context, zodat de look en de inhoud van het rapport verandert wanneer je de context wijzigt van blauw naar rood.
Te volgen stappen
- Creëer variabelen voor de lijst van items waarvoor je individuele rapporten wil maken. Dit zijn je contextvariabelen. Geef ze betekenisvolle namen. Deze worksheet gebruikt Q0 (locatie) als contextvariabele en wijzigt de naam om het gebrijpbaarder te maken.
- Creëer alle afgeleide variabelen die je nodig hebt om je contextdata te vergelijken met andere data of met een benchmark.
- Creëer je rapporten, waarbij je refereert naar de context voor elk item dat je wil personaliseren
- Stel de context manueel in om je rapporten te creëren
Wijzig de naam van een locatievariabele
Het is makkelijker wanneer je variabelen betekenisvolle namen dragen
- Open de Crocodile enquête die werd meegeleverd met Snap.
- Klik op de Snap toolbar om het Variables scherm te tonen
- Zoek Q0 in het scherm.
- Dubbeklik erop om de variabele details te openen
- Wijzig de Name van Q0 naar Location. (Je kan dit zonder problemen doen, aangezien het naamveld niet in de vragenlijst wordt weergegeven)
- Klik om de wijzigingen op te slaan.
De afgeleide variabelen maken voor de analyse
Deze stap toont hoe je een afgeleide variabele opstelt die data van de huidige locatie (de context) vergelijkt met alle date. De variabele zal haar labels en ook haar data afleiden van de contextvariabele.
- Klik in de toolbar van het Variables scherm om een nieuwe variabele te creëren.
- Specifieer de variable details als volgt:
Name: CComparison
Label: Compare context to all
Type: Derived (de variabele zal haar data afleiden van Location, de bestaande vraag over de locatie).
Response: Multiple (elke respondent zal in twee categorieën vallen (die van de huidige locatie, en die van alle locaties). - Dubbelklik in het eerste codelabel en klik op de [Insert] button. Selecteer Variable Field… in de dropdown lijst.
- Selecteer Location als Variable, en Context als Aspect. Dit levert de geselecteerde locatie als codelabel. Druk [OK] om terug te keren naar het vorige scherm.
- Klik [Tab] om naar de Values kolom te gaan. Voer Location=Location@context in. De gebruikte code zal de code zijn die overeenkomt met de locatie die wordt gespecifieerd door de context
- Druk op [Tab] om naar het volgende Label veld te gaan en voer Other sites in. typ NOT(Location=Location@context) als Value. Deze code wordt gebruikt wanneer het antwoord niet overeenkomt met de locatie die gespecifieerd is door de context
- Druk op [Tab] om naar het volgende Label veld te gaan en voer All sites in. Typ True als Value.
- Klik om de context op te slaan.
Bouw je vergelijkende staafgrafiek
Hier omschrijven we hoe je een grafiek maakt van het gemiddelde bestedingsberdag in één restaurant, vergeleken met de andere restaurants. Je kan meer te weten komen over gemiddelden in Snap in de help files (Means and medians).
- Klik om het Analysis Definition dialoogvenster voor een grafiek te tonen.
- Selecteer de stijl Bar Counts in de dropdown lijst.
- Typ CComparison (uw afgeleide variabele) in het Analysis veld.
- Vink Transpose aan.
- Selecteer Means & Significances in de Calculate lijst en voer Q5 in als de te gebruiken variabele.
- Ga naar het tabblad Notes/Titles en klik in het Title veld
- Voer de titel in van je grafiek, gebruik makend van de [Insert] button om het Variable field... dialoogvenster te openen en voeg het Label Aspect van Q5 en het Context Aspect van Location in in de titel
- Maak de Chart Axis titels leeg
- Selecteer het tabblad Base/Labels.
- Vink alle opties in Reports Include uit (Description, Notes en Title).
- Klik [Apply] om je grafiek te tonen
- Er zal geen data staan in het "subject" omdat je nog geen context hebt ingesteld
- Selecteer File | Context Values om het Context Values dialoogvenster te openen.
- Dubbelklik op de global contextwaarde om ze te openen. Zo kan je de context instellen op een specifieke waarde
- Stel de Variable in op Location en de Value op 1. Dit stelt de context in op Bristol, UK
- Klik om de context te bewaren
- Klik op de toolbar om de grafiek te updaten. De context informatie verschijnt nu wél.
Plaats je staafdiagram in een rapport
Het rapport zal een titel en de vergelijkende staafgrafiek bevatten.
- Klik op de Snap toolbar om het reports scherm te openen
- Klik om een nieuw rapport te maken.
- Voeg een label aan je rapport toe, zodat je weet wat de inhoud is (bvb. Benchmar per locatie)
- Klik in het rapport dialoogvenster en selecteer Information in h et dropdown menu om een nieuwe Information instructie toe te voegen.
- Voer de titel van je rapport in, in het tekst veld. Laat het Title veld blanco (dit is namelijk de titel van de Instructie.).
- Pas de stijl van je tekst naar believen aan
- Klik [OK] om de instructie te bewaren.
Voeg nu de vergelijkende grafiek toe aan je rapport
- Klik in het report dialoogvenster en selecteer Execute
- Klik in het Execute dialoogvenster en selecteer de vergelijkende grafiek in de lijst
- Klik [OK] om de Execute instructie toe te voegen aan het rapport.
- Klik om het rapport te bewaren.